<aside> 🔀 Een programma doorloopt altijd een aantal stadia. Grofweg zijn dat oriëntatie, opbouw, uitvoerings en afbouw. Elke stadium heeft een eigen doel en succesfactoren waarbij de rol van communicatie in en over het programma onmisbaar is.
</aside>
Programma’s zijn er vaak om de ambitie van een organisatie te verwezenlijken, maar soms ook omdat een verandering gewoon moet. Een programma wordt niet zomaar gestart, daar gaat een verkenning aan vooraf. Een idee of vraagstuk gaat leven en krijgt langzaam de vorm van een programma. Communicatie is in dit stadium van een programma vaak nog niet betrokken. Er is feitelijk ook nog helemaal geen programma om bij betrokken te worden.
Programmamanagement:
Communicatie:
De opbouw lijkt het stadium fase waarin je je met je communicatie richt op de start van het programma. Maar eigenlijk kijk je dan vooral naar het einde. "Hoe moeten mensen straks werken?" of "Hoe ziet die veilige binnenstad eruit?" Het einddoel is de aanleiding voor het programma.
Alleen door een reis in de toekomst te maken, je omgeving in kaart te brengen, en je te verplaatsen in de doelgroep die het gewenste resultaat moet omarmen, kun je bepalen wat er nodig is om daar te komen. Hoe beter je beeld is van die gewenste situatie, des te beter je weet wat je nu moet organiseren in je programma. Omdat je gewenste resultaten alleen kunt verankeren met communicatie (in welke vorm dan ook), is communicatie in de breedste zin van het woord leidend bij het formuleren van doelen en resultaten. Het is een mindset die je als programmamanager moet hebben. Alles is communicatie en om te weten wat we moeten zenden, moet ik me verplaatsen in de ontvanger. Dat zorgt voor haalbare doelen en resultaten die vervolgens door een communicatiestrateeg goed te vertalen zijn in een communicatievisie, -strategie en aanpak.
Programmamanagement:
Communicatie: